Hij introduceerde het begrip subdominant en verdeelde akkoorden in drieklanken en septiemakkoorden. De Fransman Jean Philippe Rameau (1683-1764) is een van de belangrijkste muziektheoretici geweest in de Westerse muziekgeschiedenis, de grondlegger van de harmonieleer. Maar hij was ook een belangrijke componist, wiens invloed op de ontwikkeling van de opera niet onderschat mag worden. Rameau leidt de eerste veertig jaar van zijn leven een obscuur bestaan in de provincie, waar hij werkzaam is als organist. In 1722 vertrekt hij naar Parijs waar hij zijn theorietraktaat Traité de l'Harmonie uitgeeft. Rameau wordt erkend als een belangrijk muziektheoreticus en leraar, en spoedig ook als componist van klavecimbelmuziek. Maar zijn ambities reiken verder. Hij wil operacomponist worden. Zijn opera's Hippolyte et Aricie, Castor et Pollux en zijn opera-ballet Les Indes Galantes slaan in als een bom. De muziek is harmonisch zoveel complexer dan wat het operapubliek gewend is, minder natuurlijk maar wel dramatischer en expressiever. Rameau krijgt de steun van de steenrijke financier La Pouplinière en de banden met het hof zijn goed. Rond 1750 is hij op de piek van zijn roem. Zijn werken worden overal in Frankrijk opgevoerd. Langzamerhand verliest hij echter de steun van de verlichtingsfilosofen en na zijn dood in 1764 raken zijn opera's in de vergetelheid. Rameau blijkt teveel verbonden met het Ancien Régime om na de Franse revolutie geëerd te kunnen worden door zijn landgenoten. Pas de afgelopen decennia krijgt hij weer de aandacht die hij verdient. (CP)
(bron: wikipedia)Engelbert Humperdinck (Siegburg, 1 september 1854 – Neustrelitz, Mecklenburg-Strelitz, 27 september 1921) was een Duits componist, dirigent en muziekpedagoog. Zijn bekendste werken zijn de sprookjesopera's Hänsel und Gretel, Königskinder en Dornröschen.
De vader van Humperdinck was leraar aan het gymnasium en zijn moeder een dochter van een dirigent en cantor. Vanaf 1872 studeerde hij muziek aan de Rheinische Musikhochschule te Keulen. Korte tijd werkte hij als kapelmeester aan het stadtheater in die stad. In 1876 verwisselde hij zijn betrekking voor... meer
De Italiaanse operacomponist Giacomo Puccini (1858-1924) wordt beschouwd als de belangrijkste opvolger van Giuseppe Verdi. Puccini was een echte theaterman die muziek, woord en gebaar naadloos op elkaar aan wist te sluiten om het publiek emotioneel te raken. Het creatieve proces was een kwelling voor Puccini. Librettisten moesten veel incasseren voordat hij tevreden was met een tekst. Hij heeft dan ook relatief weinig opera’s gecomponeerd, maar daar zitten heel wat meesterwerken tussen. In Tosca, een ware thriller, houdt Puccini het publiek op het puntje van de stoel en het is moeilijk om aan het eind van La Bohème en Madama Butterfly niet te snotteren. Bovendien kon Puccini aria’s componeren van het soort dat Verdi bestempelde als ‘iets voor de orgeldraaier’: melodieën die in het hoofd blijven hangen en op straat gezongen worden. Nessun Dorma is gebruikt voor de wereldkampioenschappen voetbal en O Mio Babbino Caro in de reclame. Vanwege deze populariteit bij het grote publiek is het geniale talent van Puccini lange tijd niet erkend. Critici beschuldigden hem van effectbejag. Zijn reputatie als liefhebber van vrouwen en snelle auto’s en een leven gevuld met schandalen zullen daarbij niet geholpen hebben. (C.P.)
Vincenzo Bellini (1801-1835) werd geboren in Catania op Sicilië. Anders dan bij zijn latere rivaal Gaetano Donizetti lag een carrière in de muziek voor de hand. Zowel zijn vader als zijn grootvader waren componist. Bellini studeerde aan het conservatorium van Napels waar de klassieke eenvoud en helderheid van Paisiello's muziek als voorbeeld gold. De virtuoze melodieën en 'luide' orkestraties van Rossini (die op dat moment triomfen vierde) werden verfoeid. Het knappe van Bellini is dat hij iets van beide stijlen wist te combineren. Zijn eerste opera's bevatten opmerkelijk weinig coloratuur, wat hem snel de reputatie opleverde een filosofische componist te zijn. Zijn hart lag bij de tekstzetting en hij had het talent om beeldschone, eindeloos lange melodieën te componeren. Een talent die hem de bewondering op zou leveren van ondermeer Verdi en Chopin. Toch was Bellini ook een pragmaticus, die de wensen van een succesvolle zanger graag inwilligde. Hij stond bekend als een man die zijn carrière berekenend uitstippelde. Bellini had vrijwel vanaf het begin succes en zat snel in de comfortabele positie eisen te kunnen stellen. Zijn relatie met een rijke, getrouwde vrouw versterkte zijn onafhankelijkheid. Anders dan veel van zijn collega's hoefde hij maar één opera per jaar te componeren. Toch werd dat vaak alsnog haastwerk, omdat zijn vertrouwde librettist Felice Romani de tekst gewoonlijk te laat inleverde. Het belette hun niet samen grote meesterwerken te schrijven als La Sonnambula en Norma. Het zouden er ongetwijfeld meer zijn geworden, als Bellini niet zo jong overleden was (aan amoebiasis). (CP)