Arnold Schönberg is een van de belangrijkste componisten van de 20e eeuw, maar waarschijnlijk ook de minst beluisterde. Opvallend is dat Schönberg volledig autodidact was, terwijl hij het ook was die definitief afscheid nam van de tonale muziek en begon te componeren met de zogenaamde twaalftoontechniek. (In een melodie moeten alle twaalf tonen van de toonladder voorkomen, voordat er eentje herhaald wordt.) De worsteling die hij hiervoor doormaakte is duidelijk te horen: zijn muziek is veelal gespannen, hectisch en intens - en dan ook niet bepaald toegankelijk. Schönberg zelf hoopte dat men ooit zijn twaalftoons-reeksen wel op straat zou fluiten, maar het is misschien maar goed dat hij nooit heeft meegemaakt hoe het zijn muziek werkelijk verging. Het meest beluisterd zijn wel zijn strijksextet 'Verklärte Nacht', de vijf orkeststukken op.16 en de opera 'Moses und Aron'. De ontwikkeling van Schönbergs muziek is het beste te horen in zijn vijf strijkkwartetten. (TC)
Arthur Honegger maakte deel uit van Les Six: een door Jean Cocteau opgerichte clubje, waarvan de afzonderlijke leden (waarvan Honegger, Milhaud en Poulenc de belangrijkste waren) overigens maar weinig met elkaar gemeen hadden. Eén van Honeggers bekendste werken is het modern-mechanische Pacific 231, waarin de dynamiek van een op gang komende locomotief wordt uitgebeeld. Meer persoonlijk geëngageerd is de Derde Symfonie, bijgenaamd Liturgique, waarmee Honegger nu juist zijn afkeer van de moderne, gemechaniseerde wereld tot uitdrukking bracht. Indrukwekkend is Une Cantate de Noël, waarin een potpourri van kerstliederen door het duister heen breekt. (HJ)