Sinds zijn definitieve doorbraak als componist met Sinfonia (1974) is Tristan Keuris altijd een buitenbeentje gebleven in het Nederlandse muziekleven. ‘Ik hoor niet tot een groep, en ook niet tot een generatie’, zei hij eens. Als student van Ton de Leeuw maakte hij zich aanvankelijk de toen geldende principes van het serialisme eigen, maar wierp dit grauwe juk al snel van zich af. Niet Schönberg,
… Stockhausen of Boulez waren zijn idolen, maar Tsjaikovski, Mahler en Stravinski. Achter Keuris’ muziek vinden we dan ook geen statistische administrateur, maar een componist die, zoals hij zelf zei, ‘een verhaal wil vertellen’. Dit verhaal vertelt hij aan de hand van veelal traditionele genres zoals sonate, kwartet, serenade en concert, maar blijft verstoken van elke vorm van vals neoromantisch sentiment. Dankzij zijn sublieme instrumentatiekunst was Keuris rond 1970 een van de eersten die weer voor symfonieorkest componeerde. Eind jaren tachtig doet de zangstem haar intrede en laat hij de formele titels enigszins los. Werken uit deze periode als To Brooklyn Bridge (1988), Three Michelangelo Songs (1990) en Laudi (1993) vormen niet alleen hoogtepunten in het oeuvre van Tristan Keuris, maar nemen ook in de Nederlandse hedendaagse muziek een markante plaats in. (JWvR)plus