Als het strijkkwartet als genre ooit ergens gefundeerd is, dan is dat wel in deze meesterlijk-lucide Kwartetten. Haydns streven – het zo consciëntieus mogelijk doorzetten van een idee – bereikte hier haar uiterste perfectie. Zeer knap is bijvoorbeeld het ambigue 'Weberniaanse' weefsel waarmee nr.1 opent: de instrumenten vullen elkaar naadloos aan, als in een beschaafd gesprek. Nr.3 opent met
… een beroemd geworden schijnbeweging, die navolging vond in de openingen van Beethovens Negende en Stravinski's Symfonie in C. Zeer geestig is de finale van nr.2, waarbij de luisteraar voortdurend te vroeg denkt dat het stuk uit is. Ironisch genoeg komt het slot dan toch nog onverwachts, omdat de laatste noten juist een doorstart suggereren. (HJ)plus