In 1967 vertrok Albert Grossman, in het dagelijks leven manager van
Bob Dylan, voor een vakantie naar India. In Calcutta komt hij een groep straatmuzikanten tegen. Hij nodigt ze voor een serie concerten uit naar de Verenigde Staten en ze mogen bij hem blijven slapen. Geen enkel probleem. De Indiërs zijn Bauls, stammend uit een eeuwenlange traditie van muzikanten uit het oosten van India. Eenmaal
… in Amerika ontmoeten ze Dylan (twee van de Bauls staan lachend op de hoes van Dylans album John Wesley Harding) en The Band. Geïntrigeerd door de muziek van de Bauls laten de mannen van The Band de Indiërs toe in de studio in hun grote roze huis (The Big Pink). Ze laten de tape gewoon rollen terwijl de Bauls muziek maken. De opnames kwamen, tot nu dan, nooit op een officieel album. Deze heruitgave, met interessante liner notes, vult die vergeten geschiedenis nu in. Grappig detail: bij de Bauls mag de beste zanger als laatste zingen, dus de sterkste opname is het laatste nummer. (PdK)meer