Met Nicolaas Gombert belanden we stevig in de zestiende eeuw. Gombert, wellicht in La Gorgue geboren (op de huidige Frans-Belgische grens), was misschien een leerling van Josquin, hoewel je dat aan zijn stijl niet zou horen. Waar Josquin naar steeds doorzichtiger structuren en verstaanbaarder teksten streefde, liet Gombert muzikale frasen juist meer en meer in elkaar overgaan, met tekstdeclamatie op de achtergrond. Gecombineerd met zijn voorliefde voor lage stemmen doet zijn stijl zo enigszins aan die van Ockeghem denken. Wat Gombert wel deelde met zijn tijdgenoten was de enorme aandacht voor imitatie. Hij was zelfs degene die dit principe het meest consequent doorvoerde: het wemelt van de imitatie tussen de stemmen in zijn werk. Al deze kenmerken geven Gomberts muziek een nogal gesloten maar fascinerend karakter. Gombert was een man van het motet, waarvan hij er ruim 160 schreef, de meeste op Bijbelse (hoewel vaak niet-liturgische) teksten. Daarnaast kennen we tien missen van zijn hand, en acht Magnificat-zettingen, die worden gezien als een hoogtepunt in zijn oeuvre. Gomberts wereldlijke muziek - er zijn meer dan zeventig chansons bekend – benadrukt nog eens Gomberts handelsmerk, ver doorgevoerde imitatie. Deze stilistische eenheid van zijn werk zorgde voor veel navolging, tijdens en kort na zijn leven. (TC)
Adrian Willaert is te zien als een soort scharnierpunt naar de muziek van de late Renaissance en vroege Barok. Geboren in Rumbeke, ging hij snel na zijn opleiding naar Italië. Daar werkte hij kort in Ferrara, om zich vervolgens te vestigen in Venetië, waar hij tot zijn dood voor de grote San Marco Basiliek zou blijven werken – een periode van ruim 34 jaar. Naast zijn activiteiten als musicus en componist gaf hij ook les aan een unieke groep van getalenteerde studenten, onder wie Cipriano de Rore en Costanzo Porta. Centraal in Willaerts oeuvre staan de motetten, vooral die uit de invloedrijke ‘Musica nova’ bundel, uitgegeven in 1559. Enkele jaren daarvoor baarde hij al opzien met meerstemmige composities voor de getijden (zoals vespers), waarin ook hymnen voor het hele kerkelijk jaar te vinden waren. Deze aandacht voor de getijden is opmerkelijk in een tijd waarin componisten zich vooral op muziek voor de mis richtten. Willaert speelde ook een doorslaggevende rol in het ontstaan van het instrumentale ricercare, en was bovendien een belangrijke voorloper voor de meerkorige muziek in Venetië. (TC)
Dat Josquin Desprez een van de invloedrijkste componisten uit de Renaissance zou worden, is mede te danken aan de loftuitingen waarmee de hervormer Martin Luther hem overspoelde. Luther vond Josquins muziek een voorbeeld van hoe je teksten in muziek kon uitdrukken. En als je motetten van Josquin beluistert, begrijp je direct wat Luther bedoelt: ook nu nog is Josquins muziek bijzonder aansprekend en aangrijpend. Dankzij Luthers reclame werd Josquin na zijn dood een echte held in de Duitse 16e eeuw. Deze populariteit zorgde er zelfs voor dat uitgevers regelmatig muziek uitbrachten die zogenaamd door Josquin geschreven zou zijn, zodat het goed zou verkopen! Nadeel van deze praktijken is, dat het tegenwoordig een wetenschap apart is om uit te vogelen welke stukken nu echt van Josquins hand zijn… Zijn authentieke werken munten echter uit in helderheid, vindingrijkheid en diepzinnigheid. Enkele hoogtepunten zijn de motetten ‘Miserere mei’, ‘Stabat Mater’, het beroemde ‘Ave Maria’, ‘Ut Phoebi Radiis’, de klaagzang na Ockeghems overlijden (de ‘deploration’) en de Missa Gaudeamus en de twee ‘L’homme arme’ missen. (TC)
Matthaeus Pipelare was van Vlaamse afkomst. Veel is er niet van hem bekend, maar zeker is dat zijn werken werden uitgevoerd in de kathedraal van Antwerpen door Jacob Obrecht. Veel van zijn werken zijn verloren gegaan toen deze kathedraal in 1566 werd verwoest. Gelukkig waren er ook op andere plaatsen manuscripten zodat niet alles verloren is gegaan. Zijn werken zijn gevonden in combinatie met die van grote componisten als Josquin, Isaac en De la Rue hetgeen wel iets zegt over de hoge kwaliteiten ervan. (LW)