Terug naar boven

Basiscollectie klassiek: Claudio Monteverdi

Hij kijkt ons nog steeds indringend aan, dankzij het schilderij dat Bernardo Strozzi in 1630 van hem maakte. Het is een vorsende blik, peilend naar wat de mens aan liefde en strijd in zich heeft. Maar ook een blik die op zijn hoede is in een wereld van standen, vleierijen en gunstbewijzen.

De menselijke emoties vormden Monteverdi’s grondstof, net als bij zijn tijdgenoot Shakespeare. Met zijn gedurfde humane expressie scheidde Monteverdi de barok van de renaissance. Wat niet wegneemt dat beide stijlperiodes naast en door elkaar te vinden zijn in zijn muziek. Zelden is er een componist geweest die zoveel muzikale stijlmiddelen op zijn palet had. Bovendien componeerde Monteverdi de vroegste opera’s die repertoire hebben gehouden.

Monteverdi werd in 1567 geboren in Cremona. Hij was nog maar 15 jaar oud toen zijn eerste composities in druk verschenen. Zijn reputatie groeide snel, waardoor hij zich aan het provinciale Cremona kon ontworstelen. Monteverdi ontplooide zijn talenten aan het hof van de hertog van Mantua, aan wie de componist zijn Scherzi musicali (1607) opdroeg. Monteverdi’s vroege composities verraden de invloed van kapelmeester Giaches de Wert, wiens (indirecte) opvolger hij werd.

I bei legami uit Scherzi musicali

Monteverdi’s composities waren echter omstreden. In 1600 uitte de conservatieve muziektheoreticus Artusi een vernietigende kritiek op zijn jongere collega’s. Artusi wees een reeks technische fouten aan, zonder overigens de componist te noemen die deze fouten op zijn geweten had. De voorbeelden kwamen uit madrigalen van Monteverdi. Hij zou deze stukken publiceren in zijn Vierde en Vijfde Madrigalenboek.

Monteverdi verweerde zich in het nawoord van zijn Vijfde Madrigalenboek uit 1605. Hij onderscheidde twee manieren van componeren, een oude en een nieuwe. In de oude manier (prima prattica) was de emotie ondergeschikt geweest aan de schoonheid van het vocale lijnenspel. Zo was het geweest in de kerkmuziek van Palestrina en diens voorgangers. In de nieuwe stijl (seconda prattica) echter stond de muziek in dienst van de poëtische en literaire expressie. Dit was de wereld van de opera, het theater en de moderne extravagante madrigalen. De oude muziek hield zijn blik gericht op God en de eeuwigheid. De nieuwe tijd richtte zich tot de mens en zijn emoties. Het onderscheid tussen prima en seconda prattica - tussen retrospectief en modern - zou de muziek van de barok blijven bepalen, tot en met de muziek van Bach.

Lasciatemi morire (Lamento) uit de verloren gegane opera L'Arianna

In 1607 werd de opera L’Orfeo uitgevoerd in Mantua. Monteverdi had de lat hoog gelegd met zijn onderwerp. Het ging hier namelijk om muziek die nog sterker is dan de dood. Orpheus is immers de mythologische held die zo mooi kan zingen dat hij zelfs de god van het dodenrijk weet te vermurwen, ga er maar aanstaan. Met al zijn muzikaliteit en theaterinstinct wist Monteverdi echter de juiste expressie te vinden om de scènes in de onderwereld geloofwaardig te maken. Hij creëerde hiermee zelfs de eerste opera uit de geschiedenis die repertoire heeft gehouden. Zijn L’Arianna van een jaar later is helaas verloren gegaan. Het beroemde Lamento d’Arianna (Lasciatemi morire) is echter bewaard gebleven als madrigaal (Zesde Madrigalenboek, 1614). De klaagzang begint met een opvallende dissonant, als uitdrukking van smart (zie luistervoorbeeld hierboven).

Countertenor John Mark Ainsley als Orfeo

In zijn meesterlijke Mariavespers (Vespro della Beata Vergine) (Rome, 1610) demonstreerde Monteverdi hoe de oude en nieuwe muzikale modes naast elkaar konden bestaan en door elkaar konden lopen. Met deze aan paus Paulus V (Camillo Borghese) opgedragen publicatie aasde Monteverdi indirect op een positie in Rome. In Mantua voelde hij zich namelijk miskend. De lobby richting Rome liep op niets uit. Op 10 juli 1613 overleed echter de kapelmeester van de San Marco in Venetië. In oktober werd Monteverdi benoemd als diens opvolger. Ook voor deze beroemde locatie zou Monteverdi heel wat composities schrijven (Selva morale e spirituale, 1641).

Opening van de Mariavespers (Vespro della Beata Vergine)

De hierboven genoemde Romeinse publicatie van 1610 bevat feitelijk een 'ouderwetse' vocale mis naast een hele reeks vespermuziek. En die vespermuziek bestaat dan weer uit een aantal feestelijke psalmen, afgewisseld met expressieve geestelijke 'concerten' (motetten) voor één of meer solisten. Het geheel wordt bekroond met een zevenstemmig Magnificat (Lofzang van Maria), waarvan ook een zesstemmige versie is opgenomen. Had Monteverdi met dit boek een bepaalde locatie en/of kerkelijke praktijk in gedachten? Of wilde hij met dit alles alleen maar zijn visitekaartje afgeven, hiervoor groen en rijp bij elkaar rapend? En dan die opera-achtige concerti. Kon dat toen in de kerk? Of waren ze eerder bestemd voor kapellen aan de hoven? Muzikaal gezien maakt het niet uit. Juist die afwisseling van teksten en stijlen, van devotie en liturgie, maken de Mariavespers tot zo'n feestelijk geheel. Feitelijk was er nog nooit een componist geweest die zo’n breed stijlenpalet hanteerde binnen één enkel werk. De chemie tussen al die stijlen is zelfs zo vruchtbaar en genuanceerd, dat sommigen gemakshalve spreken van een 'terza pratica' (de synthese van de hierboven genoemde 'prima' en 'seconda prattica').

Sonata sopra Sancta Maria uit de Mariavespers (Vespro della Beata Vergine)

Niemand minder dan Nederlandse diplomaat en amateurcomponist Constantijn Huygens woonde in 1620 een vesper bij in de Santi Geremia e Lucia (Venetië). De muziek van Monteverdi - hij leidde de muziek zelf - bracht Huygens totaal in verrukking.

Concerto: Pulchra es uit de Mariavespers (Vespro della Beata Vergine)

Afscheid en verlies spelen een belangrijke rol in het Zesde Madrigalenboek, we zagen het al bij de Lamento d'Arianna. Ook de Sestina is een klaagzang, namelijk van een herder voor een nimf. Monteverdi zou het geschreven hebben ter nagedachtenis van de Romeinse zangeres Caterina Martinelli, die op 18-jarige leeftijd overleed. Dit madrigaal wordt ook in verband gebracht met het overlijden van Monteverdi's vrouw in 1607.

Sestina: Lacrime d'amante al sepolcro dell'amata

In het Zevende Madrigalenboek (1619) had Monteverdi volledig gebroken met het traditionele (veelal vijfstemmige) madrigaal, een tendens die er al aan zat te komen in de vorige boeken. Een goed voorbeeld is de liefdesbrief (lettere amorosa) Se i languidi miei sguardi. De ouderwetse vocale meerstemmigheid heeft hier plaats gemaakt voor een eenstemmige declamatie met begeleiding van een enkel instrument. Alles staat hier in dienst van de directe expressie van de poëzie. Vandaar ook de aanduiding: senza battuta (zonder maatslag).

Lettere amorosa (Zevende Madrigalenboek)

In 1638 voltooide Monteverdi zijn Achtste Madrigalenboek. Het is zijn meest omvangrijke madrigalenbundel, met composities waaraan hij meer dan dertig jaar had geschaafd. De begeleidende titel luidt Madrigali dei guerrieri et amorosi (Madrigalen over oorlog en liefde). Tot de hoogtepunten behoort de kleine kameropera Il combattimento di Tancredi e Clorinda (De strijd tussen Tancredi en Clorinda). Een ander hoogtepunt is de Lamento della ninfa (De klacht van de nymf).

Lamento della ninfa

Tot de late hoogtepunten van Monteverdi’s loopbaan behoort de opera L’incoronazione di Poppea (1643). Het verhaal gaat over de gewetenloze maîtresse van keizer Nero, die in haar ambitie om keizerin te worden alles en iedereen uit de weg ruimt.

Monteverdi overleed in 1643 in Venetië. Op zijn grafsteen in de Santa Maria Gloriosa dei Frari ligt steevast een witte roos.

(HJ)